De regen stort rechtstreeks vanuit de Amsterdamse wolken in de grachten. Ik ben op weg naar één van Nederlands grootste musicaliconen. Zonder paraplu. Nadat Frank Sanders mijn jas op de verwarming heeft gehangen, praten we over het musicalklimaat van toen en nu.
Frank Sanders is er maar gelijk duidelijk over. ‘Ik vind musicals niet altijd even goed en leuk. Ik vind het wel een heel leuk vak. Maar zo’n musical sing-a-long. Dat is alleen maar hard geblèr. Als je musicalnummers uit hun context haalt, en je brengt ze los, dan is het gewoon hard zingen. Het betekent niets meer. Als je musicalmateriaal uit haar context haalt, moet je het opnieuw interpreteren, er een nieuwe betekenis aan geven. En dat wordt meestal niet gedaan.’
In de jaren ’70 en ’80 werd Sanders samen met zijn geliefde en compagnon Jos Brink groot met de musicals die ze samen brachten. Klassiekers als Maskerade, Amerika Amerika en Evenaar deden het geweldig. Aan dit tijdperk kwam eind jaren ’80 een einde. Joop van den Ende rukte op met zijn importmusicals, en Brink en Sanders wilden ook wel eens iets anders doen dan musicals maken. Vandaag de dag staat Sanders op 69-jarige leeftijd nog volop in de musicalwereld. Hij richtte een eigen musicalopleiding op en is betrokken bij het wel en wee van de jonge musicalartiesten.
De kracht van een musical
‘Als ik naar ons eigen werk kijk, dan vind ik de kracht van onze musicals dat ze reageren op de Nederlandse samenleving. Ook de musicals van Annie M.G. Schmidt hadden die kracht. Als je musicals op die manier gebruikt, vind ik dat een enorme meerwaarde. Dan vind ik het ook niet gauw lelijk of te veel.’
Sanders is dan ook geen fan van het grote aantal importmusicals die er vandaag de dag in de Nederlandse theaters draaien. ‘Ik vind bijna alle musicals vanuit het buitenland die we namaken lelijk. Je kijkt dan gewoon naar een toeristische attractie. Tenzij het in de eigen taal is gedaan. Echt Amerikaans vakmanschap is geweldig, maar door het in de eigen taal te brengen blijft het ook in de eigen traditie staan. Amerikaanse musicals die door een Nederlandse cast worden gebracht worden uit hun traditie getrokken en verliezen daarmee een deel van hun kracht.’
Vroeger was alles beter
Tegelijkertijd is hij zich bewust van het feit dat een musical produceren duur en moeilijk is. ‘Musicals produceren is bijna niet te doen. Het is heel duur en kost heel veel tijd. Er komen wel steeds meer hele goede mensen.’ Het blijft even stil. ‘Eigenlijk weet ik het niet. M-lab gaat weg...’
Wanneer ik vraag of het vroeger makkelijker was om musicals te maken, knikt Sanders bedachtzaam. ‘Ja, ik geloof het wel. Ja. Mensen vonden het ook leuk als je op die manier je nek uitstak. Ik heb zelf het gevoel, maar ik kan me vergissen hoor, dat het vak geen aanzien heeft. Als acteur heb je een status, een musicalartiest heeft dat aanzien niet. Dat is belachelijk, want het is een heel zwaar en moeilijk vak, waar je heel hard voor moet werken. Aan de andere kant ziet het er ook heel makkelijk uit, dus het publiek heeft geen idee. Maar in Amerika of Engeland weten mensen niet hoe ze je het genoeg naar de zin moeten maken wanneer je vertelt dat je in een musical speelt. Het vak heeft daar veel meer aanzien.’
Ik opper dat het imago van de Nederlandse musical wellicht schade heeft opgelopen door de vele licht verteerbare importmusicals, zoals Grease en The Bodyguard dit seizoen. Sanders reageert: ‘Je kunt Shakespeare niet vergelijken met Tsjechov. Er zijn verschillende soorten toneel. Zo zijn er ook verschillende soorten musicals. Het is ook niet waar dat musicals alleen maar oppervlakkig zouden zijn. Er zijn hele mooie, bevlogen musicals gemaakt, denk maar aan de musicals van Sondheim. Maar dat wordt weinig gebracht in Nederland, dat is dan weer te moeilijk. Dan denk ik: “ja, wat willen we nou?” Het is nooit goed. Dat zijn allemaal ergernissen voor mij.’
Subsidie voor musicals
‘Ik denk wel, dat als er één gesubsidieerd musicalgezelschap zou zijn, de Nederlandse musicalwereld er totaal anders uit zou zien. Dan zou het vak veel meer aanzien krijgen. Als je nagaat hoeveel subsidie er naar de opera gaat, dat wil je niet weten. Zo’n opera speelt zes keer, en voor elke opera worden alle pruiken opnieuw geknoopt. Geef de helft van die subsidie dan aan een musicalproductie. Er zijn genoeg mensen die willen schrijven en maken. Veel jonge makers schrijven oorspronkelijk materiaal en er zijn genoeg componisten. Het is alleen heel ingewikkeld om een stuk te produceren. Dat is het grootste probleem.’
De jonge makers worden jaarlijks geëerd door de Gouden Genesiuspenning, een prijs ingesteld door Stichting Tekstpierement, de naam waaronder Brink en Sanders ook jarenlang hun musicals produceerden. Hij gaat naar talentvolle musicalartiesten die hun werk in de geest en traditie van Tekstpierement doen. Maandag 30 november nam musicalartiest Ara Halici de Genesiuspenning in ontvangst. Sanders: ‘De manier waarop hij zijn rollen invult met zijn persoonlijkheid maakt hem uniek. Hij geeft daarnaast zijn kennis op uitermate bevlogen en respectvolle manier door. Hij investeert in zichzelf, maar ook in de mensen om hem heen. Hij neemt risico en speelt in kleine producties, en zo geeft hij ook andere musicalmakers een kans. Dat is een enorme verdienste.’
Wat kan ik eraan verdienen?
En hoewel Sanders dus genoeg musicaltalent om zich heen ziet, denkt hij toch dat de hoogtijdagen van de musical in Nederland van tien, vijftien jaar geleden niet snel terug zullen komen. Hij heeft wel ideeën hoe het Nederlandse musicalklimaat wat aangenamer zou kunnen worden. ‘Een festival zou misschien wel helpen. Net zoiets als een kleinkunstfestival, maar dan voor musicals. Er kunnen dan vijf of zes musicals gebracht worden, waarbij de “beste” een prijs kan winnen. Mensen zien dan dat er iets gebeurt in de musicalwereld. Dat het niet vanzelfsprekend is dat deze kunstvorm bestaat. De theatervorm krijgt dan een impuls, waardoor mensen het ook serieus nemen. In Nederland is de vraag altijd: “wat levert het op? Wat kan ik er aan verdienen?” Musical kan blijkbaar niet gewoon een balsem voor de ziel zijn.’
En met die opmerking sluiten we af. Het is droog buiten. Even dan. Ik ga snel weg, hopend op een beter klimaat. Mijn jas is in ieder geval opgedroogd.
Dit artikel werd geschreven door gastredacteur Carolien Verduijn.
1 december 2015, 13:01